In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
De temperatuurfactoren
Slide 1 - Tekstslide
De 5 temperatuurfactoren op een rij.
Hierna worden ze een voor een uitgelegd.
Breedteligging
Hoogteligging
Ligging ten opzichte van de zee
Aanvoer van koude of warmte door wind of water
Ligging van gebergten
Slide 2 - Tekstslide
Doelen:
Na deze les weet je:
wat de 5 temperatuurfactoren zijn
hoe elk van deze temperatuurfactoren de temperatuur op aarde bepalen (van de eerste 3 factoren)
Hoe een combinatie van deze factoren ervoor kan zorgen dat het ergens kouder of warmer is dan je zou denken
Slide 3 - Tekstslide
Breedteligging
De afstand van een plek tot de evenaar.
Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer.
Plaatsen op lage breedte hebben een hogere temperatuur
Bekijk (een van) de volgende filmpjes. Ze gaan allemaal over breedteligging en temperatuur.
Slide 4 - Tekstslide
Breedteligging
De afstand van een plek tot de evenaar.
Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer.
Plaatsen op lage breedte hebben een hogere temperatuur
Slide 5 - Tekstslide
0
Slide 6 - Video
0
Slide 7 - Video
Bekijk de animatie op de volgende slide
Wat zie je?
Slide 8 - Tekstslide
https:
Slide 9 - Link
Hoe komt het dat het op de evenaar warmer is dan bij de polen?
Slide 10 - Open vraag
Hoe komt het dat het op de evenaar warmer is dan bij de polen? Antwoord fout? Klik op de rode knop...
Dicht bij de evenaar (op lage breedte) schijnt de zon loodrecht op de aardbol. Hierdoor wordt maar een klein stukje opgewarmd. Dit kleine stukje wordt erg warm.
Dichtbij de polen (op hoge breedte) komen de zonnestralen schuin op de aardbol terecht. Hierdoor wordt een groter stuk aardoppervlak opgewarmd. Dit duurt langer, en het wordt minder warm.
Ook is de kans dat een zonnestraal wordt teruggekaatst door een stofdeeltje in de lucht groter als de zonnestralen een langere afstand door de dampkring afleggen. Er komen dus ook minder zonnestralen aan bij het aardoppervlak op hoge breedte.
Slide 11 - Open vraag
De temperatuurfactoren
Dus:
Slide 12 - Tekstslide
Had je de vraag goed?
ja: ga verder met de basisstof
nee: ga verder met de extra oefening
Slide 13 - Tekstslide
0
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
02:58
De temperatuur daalt 6 graden Celcius per
A
10 meter
B
100 meter
C
1000 meter
D
10.000 meter
Slide 16 - Quizvraag
02:58
Als het aan de voet van een 6000 meter hoge berg 20 graden is, dan is het op 3000 meter hoogte
A
+10 graden
B
+2 graden
C
-16 graden
D
-10 graden
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Aanvoer van warme of koude wind/zeewater
warme zeestromen zorgen voor hogere temperaturen en vaak ook voor meer neerslag. De lucht boven een warme zeestroom is ook warmer, en heeft dus meer waterdamp. -> meer neerslag
koude zeestromen zorgen voor lagere temperaturen en vaak ook voor minder neerslag. Koudere lucht heeft minder waterdamp ->minder neerslag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Ligging van gebergten
Gebergten zijn soms letterlijk de grens van een klimaat:
aan de ene kant van de berg valt veel neerslag (loefzijde)
aan de andere kant valt heel weinig neerslag. (lijzijde)